Dinsdag 8 februari is het weer zover: de dag van het zelfvertrouwen. Het is een thema waar we allemaal weleens mee worstelen. De mate van zelfvertrouwen verschilt natuurlijk per persoon maar kan de hele dag door wel wat schommelen. Waar de ene persoon vol zelfvertrouwen een presentatie houdt, trekt de ander hier bleek bij weg. Voelde je je vanochtend nog ontspannen over dat feestje van vanavond, nu vlak voor aanvang bekruipt je de angst dat anderen je helemaal niet leuk gaan vinden. Wat maakt dat we ons soms zeker voelen en soms juist onzeker? Hoe komt het dat mensen onderling zo kunnen verschillen in hun zelfvertrouwen? En is er ook een manier waarop we ons zelfvertrouwen kunnen vergroten?
Wat wordt er eigenlijk bedoeld met zelfvertrouwen?
Met zelfvertrouwen bedoelen we globaal gezegd de mate waarin wij in onszelf geloven en vertrouwen op ons eigen kunnen. Het is echter een complex begrip dat op slechts één manier uitgelegd kan worden.
Zelfvertrouwen wordt in de psychologie aangeduid met drie verschillende aspecten: vertrouwen in eigen prestaties, vasthoudendheid en zelfbewustzijn. Met vertrouwen in eigen prestaties wordt bedoeld dat je erop vertrouwt een gewenste uitkomst in een bepaalde situatie te behalen. Bij vasthoudendheid kan gedacht worden aan veerkracht en volharding om een gewenst resultaat te behalen. Zelfbewustzijn is noodzakelijk voor zelfregulatie. Deze zelfregulatie zorgt ervoor dat je beter aanvoelt wanneer je hulp nodig hebt en helpt je om goed om te gaan met wisselende situaties. Daarnaast zijn intuïtie en een onderbuikgevoel ook onderdeel van zelfbewustzijn. Door het koesteren en stimuleren van deze aspecten kan het zelfvertrouwen worden vergroot.
Hoe wordt onze mate van zelfvertrouwen bepaald?
Onze mate van zelfvertrouwen wordt eigenlijk al heel vroeg bepaald, namelijk al in de kinderjaren. Hoe je zelfvertrouwen zich vormt heeft zowel met je persoonlijkheid als de omgeving te maken waarin je opgroeit. Iemand die als persoon al wat verlegener is heeft ook eerder minder zelfvertrouwen dan iemand die het niet vervelend vindt om in de belangstelling te staan. Daarnaast is de omgeving waarin je opgroeit belangrijk. Mensen die opgroeien met ouders die bijvoorbeeld erg kritisch zijn zullen zichzelf ook eerder bekritiseren omdat ze dat hebben geleerd. Hun ouders hebben aan ze meegegeven dat ze het niet snel goed zullen doen. Ook mensen die gepest zijn houden er vaak een slecht zelfvertrouwen aan over. Hoe groot jou zelfvertrouwen is wordt dus bepaald door een combinatie van hoe jij vanzelf in elkaar steekt en wat je meemaakt in je leven.
Wat zijn de positieve effecten van zelfvertrouwen?
Zelfvertrouwen stimuleert persoonlijke groei en zelfontplooiing. Mensen met veel zelfvertrouwen zijn bijvoorbeeld eerder geneigd om nieuwe dingen te proberen en zich hierin te ontwikkelen. Vaak zullen deze mensen hun plannen minder laten afhangen van hoe anderen daarover oordelen. Daarnaast zijn zij vaak ook weerbaarder voor tegenslagen, omdat ze vertrouwen hebben in hun vermogen om ermee om te gaan. Mensen met een hogere mate van zelfvertrouwen voelen zich vaak ook beter over zichzelf en zitten beter in hun vel.
Van zelfvertrouwen wordt vaak gezegd dat het iets is dat je uitstraalt. Anderen kunnen het vaak redelijk aanvoelen als jij zelfverzekerd of juist onzeker bent. Straal je zelfvertrouwen uit, dan slaan anderen hierop aan en zullen zij sneller contact met je leggen.
Zelfvertrouwen betekent overigens niet dat je altijd maar vooraan staat en het hoogste woord hebt. Het kan ook betekenen dat je juist meer op de achtergrond bent en je hier gewoon comfortabel bij voelt. Het is niet zozeer een persoonlijkheidstrek als wel de mate waarin jij tevreden bent met jouw eigen persoon. Zelfvertrouwen gaat in essentie om het omarmen van wie jij bent. Om je zelfvertrouwen te vergroten zou je nooit de kern van wie jij bent moeten hoeven veranderen.
Hoe vergroten we dan ons zelfvertrouwen?
Om meer zelfvertrouwen te gaan ervaren zou je eens op de volgende zaken kunnen gaan letten:
- Leg je jezelf niet te veel eisen op. Verwacht niet altijd het maximale van jezelf. Ben je erg veeleisend? Onderzoek dan eens waardoor dat komt en probeer een meer accepterende houding richting jezelf te ontwikkelen en meer te nuanceren.
- Focus óók op je successen en niet alleen op de dingen die niet goed gaan. Probeer de dingen die niet goed gaan wat te relativeren. Is het echt zo erg? Houd bijvoorbeeld een positief dagboek bij waarin je dagelijks alleen noteert wat er goed is gegaan.
- Weet ook wat je goede eigenschappen zijn. Sommige mensen zijn zo gericht op hun slechtere eigenschappen dat ze soms vergeten dat ze ook een heleboel goede eigenschappen hebben. Zorg ervoor dat hierin een balans is. Vraag je omgeving eens hoe zij jou eigenlijk zien.
- Accepteer onzekerheden en besef je dat iedereen wel ergens onzeker over is. Jij mag dat dus ook zijn.
- Accepteer en luister naar de feedback van anderen maar absorbeer het niet. Het is vaak geen totale afwijzing van jouw persoon, maar slechts gericht op één specifiek en klein aspect. Zie het als een kans om te leren. Overigens mag je het er natuurlijk ook mee oneens zijn.
- Ontvang ook de complimenten die je krijgt. Doe het niet gelijk af als onnodig of overdreven. Probeer de ander te bedanken zonder het compliment te bagatelliseren. Laat naderhand even op je inwerken hoe dit compliment voor je voelt.
- Probeer jezelf niet te veel te vergelijken met een ander. We hebben het al eerder genoemd, maar iedereen heeft zijn of haar onzekerheden. Het gras lijkt groener aan de andere kant, maar is dat vaak niet. Vooral met betrekking tot social media schetst men natuurlijk een veel positiever en spannender beeld van zijn of haar leven dan eigenlijk aan de hand is.
Wil jij hulp bij een laag zelfbeeld? Vind hier de psycholoog die bij jou past.
Of bel direct naar 085 273 3339 voor advies.
Referenties:
Gebrek aan zelfvertrouwen. (2020, 24 juli). Wij zijn MIND. Geraadpleegd op 7 februari 2022, van https://wijzijnmind.nl/psychische-klachten/psychipedia/zelfvertrouwen
White, K.A. (2009). Self-confidence: a concept analysis. Nursing Forum, 44(2), 103-114.