Sociale cognitie houdt zich bezig met hoe mensen denken, waarnemen en begrijpen in sociale contexten. In deze blog verkennen we wat sociale cognitie inhoudt, hoe het zich ontwikkelt en welke stoornissen invloed kunnen hebben op dit proces.
Wat is sociale cognitie?
Sociale cognitie is een onderwerp dat hoort bij de sociale psychologie. Het richt zich op hoe mensen informatie over anderen verwerken, onthouden en toepassen. Dit heeft vooral betrekking op sociale situaties. Het gaat om hoe we anderen waarnemen en hun intenties en emoties begrijpen, maar ook hoe we gedachten en gevoelens van anderen afleiden. Ook het herkennen van sociale normen en rollen is een onderdeel van sociale cognitie.
Een voorbeeld van sociale cognitie is het kunnen inschatten of iemand blij, boos of verdrietig is door het observeren van hun lichaamstaal of gezichtsuitdrukking. Dit is een proces waar meerdere hersengebieden bij betrokken zijn, zoals de prefrontale cortex en de amygdala.
Hoe ontwikkelt sociale cognitie zich?
De ontwikkeling van sociale cognitie begint al vroeg in het leven en is sterk afhankelijk van de sociale interactie en ervaringen van een persoon.
- Baby- en peutertijd: in de eerste maanden van hun leven zijn baby's gevoelig voor gezichtsuitdrukkingen. Ze kunnen bijvoorbeeld een glimlach herkennen en teruglachen. Rond het tweede levensjaar begrijpen kinderen dat anderen een eigen perspectief hebben. Dit vormt de basis voor ‘theory of mind’.
- Kleuterleeftijd: kinderen ontwikkelen een beter begrip van intenties en emoties. Rond de leeftijd van vier of vijf kunnen ze erkennen dat anderen valse overtuigingen kunnen hebben. Na kunnen denken over hoe gedachten en motieven het gedrag van de ander kunnen beïnvloeden is belangrijk voor het ontwikkelen van sociale cognities.
- Adolescentie en volwassenheid: in de adolescentie verfijnen mensen hun sociale cognitieve vaardigheden. Empathie, moreel redeneren en het omgaan met complexe sociale relaties wordt belangrijker. De hersenen blijven tot in de vroege volwassenheid rijpen, wat bijdraagt aan een beter begrip van sociale nuances.
Omgevingsfactoren zoals opvoeding, cultuur en sociale ervaringen spelen een belangrijke rol in deze ontwikkeling. Kinderen die in rijke omgevingen opgroeien, hebben vaker betere sociale cognitieve vaardigheden.
Stoornissen die invloed hebben op de sociale cognitie
Sociale cognitie is iets wat zich natuurlijk ontwikkelt, maar er zijn een aantal stoornissen die dit proces kunnen verstoren. Enkele voorbeelden zijn:
- Autismespectrumstoornis: mensen met ASS hebben vaak moeite met het begrijpen van sociale signalen, zoals gezichtsuitdrukkingen of lichaamstaal. Ook kunnen ze moeite hebben met het tonen van empathie en het perspectief van andere in te nemen.
- Schizofrenie: bij schizofrenie is sociale cognitie vaak aangetast. Deze mensen kunnen vaak moeite hebben met het begrijpen van de intentie van anderen, wat kan leiden tot wantrouwen of misverstanden in sociale situaties.
- Traumatisch hersenletsel: letsels aan de prefrontale cortex kunnen de sociale cognitie ernstig beïnvloeden. Mensen met dit letsel hebben vaak moeite met impulscontrole, het herkennen van emoties en het navigeren door sociale normen.
- Dementie: bij aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer raken sociale cognitieve vaardigheden zoals empathie en het begrijpen van sociale situaties aangetast, vooral in de latere stadia.
Sociale cognitie helpt ons anderen te begrijpen, relaties te onderhouden en samen te werken. Echter kunnen enkele stoornissen dit proces dus verstoren. Bij Psycholoog.nl kunnen we je helpen om meer inzicht te verkrijgen in wat sociale cognitie is en handvaten aanrijken om dit beter te ontwikkelen. Neem contact met ons op door te bellen naar 085 273 3339, of door een vrijblijvend adviesgesprek in te plannen, dan bespreken we graag de mogelijkheden.
Meer lezen? Klik dan hier.
Bronnen:
Moll H, Meltzoff AN. How does it look? Level 2 perspective-taking at 36 months of age. Child Dev. 2011;82(2):661-73. doi:10.1111/j.1467-8624.2010.01571.x
Dickerson BC. Dysfunction of social cognition and behavior. Continuum (Minneap Minn). 2015;21(3 Behavioral Neurology and Neuropsychiatry):660-677. doi:10.1212/01.CON.0000466659.05156.1d